Nog een paar dagen en dan gaat er ook weer een proppencorso op basisschool de Eben Haëzer van start. De afgelopen weken hebben de kinderen van groep 7 en 8 hard gewerkt aan alle creaties van maximaal een meter lang en 50 centimeter hoog. Het is een soort corso in het klein. Alleen zijn de wagens niet bedenkt met de dahlia’s, maar handgedraaide propjes crêpepapier. En dat allemaal om het corso van toekomst te voorzien.
Het proppencorso wordt al meer dan 25 jaar gehouden op basisschool de Eben Haëzer. Haaije van Kammen is er als leraar van groep 7 of 8 ieder jaar wel mee bezig. “Ik werk hier al twintig jaar en ik weet niet beter dan dat dit een ding is. In het begin denk je nog: heb je niet genoeg aan één corso? Maar op een gegeven moment raak je zelf betrokken bij het corso en dan ga je de waarde van het proppencorso zien.” In de eerste jaren werden de wagentjes nog op school zelf gebouwd. “Ik heb begrepen dat het een grote chaos was, iedereen was in rep en roer en de propjes waren in alle hoeken te vinden. Nu maken de kinderen al jarenlang de wagens thuis.”
Meerwaarde
Toen Haaije twintig jaar geleden hier kwam wonen, snapte hij die hele hype om het corso nog niet. Ondertussen merkt hij dat het corsovirus ook op hem is overgeslagen. “Maar niet zo erg als bij anderen hoor, al ben ik wel actief bij een corsogroep.” Daardoor weet hij wat het corso voorstelt. “Ik denk altijd: de mensen die bij het corso komen kijken, die hebben nog helemaal geen idee wat het corso écht is. Die zeggen: ‘aaah, prachtig, hartstikke mooi’, maar je weet niet hoe intensief het heel traject is.”
En om die reden is het proppencorso ook belangrijk om te behouden op de basisschool. “Ik vind dat heel belangrijk, ja. Voor het corso en voor de school. Het is niet alleen een leuk iets en ze bouwen een wagen en draaien propjes. De kinderen maken zo al het hele proces mee en dat is waardevol. Ze moeten een ontwerp maken, wagentje bouwen, heel heel heel veel propjes draaien, er zit een stukje verantwoordelijkheid bij en planning, ze moeten doorzetten en samenwerken. Het gaat altijd een keer mis in het groepje en dan ontstaat er ruzie, dat moet dan worden opgelost. De kinderen ervaren tijdens het proppencorso een klein beetje wat het corso nou écht is. Het is een klein corsootje.”
En misschien nog wel belangrijker; het is hun eigen projectje. Haaije vertelt dat de kinderen er gemotiveerder door zijn. Als twaalfjarige mag je nog niet alles doen bij de wagen en met het proppencorso wel. “Ze kunnen zelf beslissingen nemen, hun eigen idee helemaal zelf maken. Kinderen steken er echt tijd in en dan is het mooi om de kinderen trots te zien.”
Corso in het klein
Het verschilt per groepje, maar over het algemeen duurt het bouwen van een proppenwagen wel een aantal weken. “Soms acht, soms zes, soms vier.” Het begint altijd met het bedenken van een idee. “Ze doen het allemaal thuis, maar we stimuleren op school wel. Met name aan het begin als ze een thema en ontwerp moeten bedenken en tekenen.” Vaak worden er dan dingen bedacht die ze net op de tv hebben gezien of over hebben gelezen. “The A-Team bus is gebouwd, de kameleonboot, de Mc Donalds. Een voetbalveld, een oerwoud en een VLAmingo.”
Het wagentje zelf wordt gemaakt van karton of papier-maché. Daarna komen alle propjes op de wagen. “Het draaien van de propjes is ongelofelijk veel werk, dus daar moet vaak de familie nog wel bij helpen. Je denkt dat het niet zoveel voorstelt, maar het zijn echt duizenden propjes.” Vroeger werden de propjes geplakt met sterke lijm, tegenwoordig is dubbelzijdige plakband in trek. Op het laatst is er op school nog een gezellige propmiddag. “Met wat eten en drinken erbij.”
De organisatie van het proppencorso wordt gedaan door de proppencommissie, een eervolle baan. “Een stuk of vier/vijf kinderen uit groep acht zitten daarin. Ze maken een proppenboekje, ze zoeken naar sponsoren, ze bestellen de bekers, eigenlijk alles wat erbij komt kijken. Zo bootsten we het grote corso echt in klein na.”
De (verlichte) optocht
Het proppencorso kent, net als het grote corso, een middag- en avondrondgang. Tussen half 12 en twaalf uur is de eerste optocht door de school. De prijsuitreiking is dan ’s middags voor de normale uitslag en de figuratieprijs. ’s Avonds is er nogmaals een beker te winnen. Het grote publiek is dan welkom om eerst twee normale rondjes door de school te bekijken, maar dan gaan alle lichten uit en branden alleen nog de lichtjes op de proppenwagens. “Ik heb nog meegemaakt dat het echte kaarsen waren, nu heb je ledverlichting en dat soort spul.”
Haaije kijkt alweer uit naar al het moois. “Het is een heel spektakel hoor. De hele optocht door de gang met al die rondgetrokken wagentjes, figuratie en muziek. Er gaan tegenwoordig hele boxen mee door de school”, zegt hij lachend.
Alle uitslagen worden bepaald door de proppenjury, bestaande uit juffen, meesters en soms een ouder. De jury kijkt altijd streng naar wat de kinderen echt zelf hebben gedaan. “Door wie is het wagentje gebouwd? Hebben de kinderen zelf ook wat gedaan of alleen de propjes opgeplakt? We hebben wel eens een maquette gehad van een corsogroep beplakt met propjes. Nou, dat is natuurlijk niet echt creatief en de bedoeling, dus daar houdt de jury altijd rekening mee.”
Het proppencorso-virus
Er bestaat een fenomeen genaamd corso-virus, die heeft meerdere varianten en één daarvan is het proppencorso-virus. Hij waart alweer rond door de Eben Haëzer. “Jaaa, ze worden fanatieker hoor. Je hoort steeds vaker dat de woensdagmiddagen in het teken staat van de proppenwagen.” En dat allemaal om straks de glorieuze winnaar te zijn. “Ja joh, jaaa, ze willen allemaal winnen. We lezen altijd de nummer één tot en met vijf op en de rest is de nummer zes. Dan is het natuurlijk altijd: ‘Nee, we willen weten hoeveelste we zijn geworden’, dan zeg ik: ‘straks ben je laatste’ en dan hun: ‘nee, kan ons niks schelen’, maar doen we niet.”
Het proppencorso heeft ook twee jaar stilgelegen door het coronavirus. De kinderen van nu weten het nog wel, maar waren echt nog een stuk jonger. “Ze hebben niet het ding gehad van: ‘volgend jaar mogen wij een corsowagen bouwen’. Je merkt wel dat het enthousiasme iets minder is, daarom is het goed dat we het weer doen. De kinderen bouwen het dan wel thuis, als school moet je wel de aanzet geven tot. En daarnaast zijn we er wel mee bezig en steken we er tijd en energie in. Het is dat er hier mensen enthousiast voor zijn geweest, anders had het best als een nachtkaars uit kunnen gaan. Gelukkig is dat niet zo, want we hebben iets heel waardevols en dan moeten we zeker behouden.”